De bedreigde eenheid van de katholieke kerk


(opinieartikel, verschenen in het “Nederlands Dagblad” van zaterdag 14 juli, p. 13 en 14)

ND 14-07-2012 1

ND 14-07-2012 2

Het “s-woord” is terug van weggeweest. Zelden werd de afgelopen decennia het woord “schisma” zo regelmatig in katholieke (al dan niet virtuele) wandelgangen gebezigd.

Zo sprak onlangs de gerenommeerde, in Oxford docerende kerkhistoricus MacCulloch over een dreigend schisma binnen de RK-Kerk “vanwege het Vaticaanse onvermogen om naar Europese christenen te luisteren”, met name wanneer het morele en sociale vraagstukken betreft.

De aartsbisschop van Wenen, kardinaal Schönborn, waarschuwde volgens een uitgelekt document, de initiatiefnemers van de zogenaamde “Pfarrer-Initiative” eveneens voor een kerkscheuring. Deze groep Oostenrijkse priesters eist luidkeels kerkelijke hervormingen en roept mede-priesters op tot dezelfde “ongehoorzaamheid” aan een aantal kerkelijke regels waartoe zij zichzelf verplicht hebben. Hun initiatief vindt inmiddels navolging in meerdere andere Europese landen.

En terwijl men in het Vaticaan druk bezig is om het jongste schisma binnen de katholieke Kerk, met de aanhangers van mgr. Lefèbvre ongedaan te maken, waarschuwen de omstreden Zwitserse katholieke theoloog Hans Küng, en de Duitse katholieke Lutherkenner en Thomas van Aquino-specialist Otto Hermann Pesch paus Benedictus XVI ervoor niet zèlf “een ketter en schismaticus” te worden, indien hij deze Priesterbroederschap Pius X de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie niet verplicht voorschrijft.

Oorzaken en uitdagingen

Er ligt een heel complex van oorzaken aan deze huidige spanning binnen de katholieke Kerk ten grondslag. In het oog springen natuurlijk de ingewikkelde verhouding van de Kerk tot de moderniteit en post-moderniteit, de lastige receptie van de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie, de vaak gebrekkige communicatie tussen bisschoppen en “gewone gelovigen” – maar ook tussen het Vaticaan en de afzonderlijke bisdommen, enz.

Dit complex van factoren levert een complex aan uitdagingen op waarvoor de katholieke Kerk, mijn Kerk, zich gesteld ziet. Twee zijn er wat mij betreft twee van bijzonder belang. Ik wil ze graag ophangen aan de ervaringen die de grote theoloog en later kardinaal John Henry Newman (1801-1899) beschreef nadat hij halverwege zijn leven, in 1845 tot de katholieke Kerk toegetreden was. De moeilijkheden die hij vanaf deze toetreding in en met de katholieke Kerk kende verlokten hem tot de volgende uitspraak: “Toen ik anglicaan was, had ik een triest geloof en een gelukkig leven, nu ik katholiek ben is het omgekeerd”.

Eenheid in culturele verscheidenheid

Als Engelsman wees Newman zijn mede-katholieken erop dat het niet nodig was om een Latijnse of zelfs Italiaanse/Romeinse levens- of geloofswijze aan te nemen om volstrekt katholiek te zijn. Hijzelf was vaak erg terughoudend of zelfs kritisch ten aanzien van allerlei Zuid-Europese geloofsuitingen. Voor Newman was er binnen de katholieke Kerk plaats voor verschillende uitdrukkingsvormen van geloof: binnen elke cultuur zal het éné, gedeelde katholieke geloof zijn eigen kleur en smaak aannemen. Zo bestaat er dus binnen dit katholieke geloof een legitieme diversiteit aan geloofsuitingen en vormen.

Zelfs binnen een relatief homogene Europese cultuur levert de aanvaarding van deze diversiteit soms problemen op. Zo gaf vorige week kardinaal Kasper aan die moeilijkheid uitdrukking toen hij zei dat “het niet gemakkelijk is om Duitse vragen in Rome begrijpelijk te maken”. Maar in een geglobaliseerde wereld en een werkelijk universele Kerk, is de uitdaging nog immens groter.

Eén van de grootste uitdagingen waar de katholieke Kerk zich voor gesteld ziet is het plaatsgeven aan deze toenemende legitieme diversiteit. Deze uitdrukkingsvormen kunnen en moeten betrekking hebben op de beelden en vormen van geloofsoverdracht, in liturgische praktijken, in uitdrukkingen van volksgeloof, enz. Bovendien: in onze geglobaliseerde wereld zal deze diversiteit niet slechts toenemen tussen culturen, landen en continenten, maar zal ook binnen onze Europese of Nederlandse cultuur – met name dankzij de aanwezigheid van ge-immigreerde katholieken – die katholieke diversiteit merkbaar worden.

Newman wilde zowel Engelsman als katholiek kunnen zijn; mijn mede-katholieken willen zowel volstrekt katholiek als volstrekt Japanner zijn – of Cambodjaan, of Sri Lankaan, of Nigeriaan, of Zweed, of Oostenrijker. Rooms-katholiek betekent niet “katholiek zijn zoals men dat in Rome is”, maar “katholiek zijn in verbondenheid met de plaatselijke bisschop en zo met de bisschop van Rome, die dienaar van de kerkelijke eenheid in legitieme verscheidenheid is”.

Eenheid in theologische verscheidenheid

Newman beklaagde zich er in de tweede helft van de 19e eeuw ook over dat er nauwelijks plaats was voor theologische discussie en theologische verscheidenheid. Als kenner van de kerkelijke traditie, met name van de kerkvaders, wist hij het belang van het onderscheid tussen het “geloof”, dat één is en ondeelbaar, en de verschillende (theologische) uitdrukkingswijzen die dit éne gedeelde geloof kan en moet aannemen. Hij wist ook dat er binnen dit éne gedeelde geloof een grote marge van theologische vrijheid mogelijk en zelfs nodig was.

Zo kon hij soms, vooral wanneer zijn rechtgelovigheid door engelse mede-katholieken die “roomser dan de paus” waren – maar soms ook door Romeinse prelaten – in twijfel werd getrokken, terugverlangen naar de Kerk van de middeleeuwen, waar theologische scholen met elkaar in heftige disputen verzeild waren zonder de orthodoxie van de ander in twijfel te trekken. In die tijd konden nieuwe theologische inzichten zich ook veelal vrijelijk ontwikkelen (en niet zelden een rustige dood sterven), zonder direct door een centraal leergezag beteugeld te worden. Newman leed erg aan deze verdachtmakingen. Zijn rechtgelovigheid werd pas aan het eind van zijn leven erkend toen paus Pius IX hem tot ieders verrassing kardinaal creëerde, het Tweede Vaticaans Concilie een groot deel van zijn denkbeelden overnam en paus Benedictus XVI hem in 2010 zaligsprak.

Eén van de grote uitdagingen voor de katholieke Kerk in de 21e eeuw is vast en zeker het opnieuw plaats maken voor een werkelijke dialoog- en debat-cultuur. In de heersende cultuur wordt te vaak elk oprecht debat in de kiem gesmoord en kunnen nieuwe, frisse geluiden en gezichtspunten te weinig gehoord worden. Te zelden wordt er door de kerkelijke overheid vertrouwd op het zelf-kritische vermogen van de theologie, op de reinigende werking van debatten tussen theologen onderling. Soms krijgt men de indruk dat aan de katholieke theologie niets anders gevraagd wordt dan het herhalen van wat het kerkelijk leergezag reeds heeft uitgesproken.

Newman wist dat elke geloofsuitspraak historich bepaald was, en dus aan verandering onderhevig kan, zelfs moet zijn. “Leven is veranderen”, schreef hij ooit, “en volmaakt zijn betekent veelvuldig te zijn veranderd”. Niet het geloof verandert, maar de wijze waarop dat geloof in Jezus Christus (theologisch) uitdrukking krijgt kan en moet veranderen om in een nieuwe tijd en cultuur gehoord, begrepen en aangenomen te kunnen worden.

Niet roomser, noch onfeilbaarder dan de paus

De katholieke Kerk, mijn Kerk, heeft inmiddels heel wat moeilijke tijden achter de rug. De huidige crisis is de eerste niet – en vast de laatste ook niet. Enerzijds mogen aan het kerkelijk leergezag – de bisschoppen als opvolgers van de apostelen, in gemeenschap met de bisschop van Rome – vragen en zelfs nieuwe eisen gesteld worden die zowel aan de uitdagingen van de 21e eeuw als aan de eisen van het Evangelie beantwoorden.

Anderzijds mag aan gelovigen, en ook aan onze diakens en priesters, vooral echter aan theologen, gevraagd worden zich niet slechts niet “roomser dan de paus” te zijn, maar ook zichzelf niet “onfeilbaarder dan de paus” te achten. Theologen hebben tot taak om het geloof telkens opnieuw te doordenken en te doorgronden, waar nodig uit te zuiveren en elders nieuwe inzichten te laten oplichten. Maar zij doen dit als dienst aan de Kerk en gaan niet op de plaats van het leergezag zitten dat als eigen, unieke taak heeft, de orthodoxie van het geloof, de trouw aan het ontvangen Evangelie te waarborgen. Oproepen tot ongehoorzaamheid zijn waarschijnlijk ook uitdrukking van het gevoel van velen in de Kerk dat de kerkleiding de zorgen van priesters en gelovigen niet hoort of wil horen, maar zij leiden helaas tot niets dan breuken in de gemeenschap die de Kerk is.

De komende viering van de 50e verjaardag van het Tweede Vaticaans Concilie is een uitgelezen mogelijkheid voor alle katholieken om ieders eigen specifieke roeping en taak binnen de Kerk opnieuw te overwegen, en gezamenlijk – in oecumenische verbondenheid met allen met wie wij ons nog niet in volledige kerkelijke gemeenschap bevinden, maar met wie we door het geloof in Jezus Christus en het doopsel reeds onlosmakelijk verbonden zijn – te werken aan de verkondiging van het Evangelie in de 21e eeuw die wij als gave en opgave ontvangen hebben.

Plaats een reactie